Praatplaat lente
Zoek een poster over de lente en praat daar met de kinderen over. Stel vragen. Wanneer er op school een praatplaat aanwezig is kun je de activiteiten gebruiken die daarbij horen.
Zaadjes en bollen
Laat de kinderen zaden en bollen zien en praat er met de kinderen over. Wat moet je doen om hier een plantje uit te krijgen?
Ga samen een zaadje zaaien en kijk hoe de bloem groeit.
Rekenactiviteit eieren
Neem een kip (knuffel of handpop) mee, wat hooi, plastic eieren en een deksel of bak die als nest kan dienen. De kip zit op haar nest en broedt eieren uit. Hoeveel eieren zouden er onder de kip liggen? Laat de kinderen raden en turf. Neem hiervoor een groot vel papier of gebruik het bord. Schrijf elk getal wat geraden wordt op en zet er streepjes achter.
Hoeveel eieren zijn het? Hoeveel kinderen hadden dat goed?
Doe daarna enkele rekenactiviteiten met de eieren, bijv. sorteren op kleur, eraf en erbij sommen: één ei gaat kapot, hoeveel blijven er over? En wat is weg? –> de kinderen doen de ogen dicht, haal een ei weg. Hoeveel eieren zijn weg?
Seizoenen
Verzamel materialen die passen bij de verschillende seizoenen:
winter – wanten, das, handschoenen, plaatjes van een sneeuwman
zomer – zonnebril, zwemband, zonnemelk, badhanddoek
lente – bollen, zaadjes, bloemen, bloesemtak, knuffel van een lammetje o.i.d.
herfst – paraplu, regenlaarzen, kale tak
Leg de materialen per seizoen bij elkaar op een plek in het lokaal.
Noem een voorwerp dat bij een seizoen hoort. De kinderen moeten naar dat seizoen toelopen. Of geen een korte zin: bijv. ik lig op het strand of ik hoor een lammetje mekkeren.
Dit spel kan ook in de speelzaal gespeeld worden.
Kikkervisjes
Praat met de kinderen over de ontwikkeling van een kikkervisje tot een kikker. Laat een kikkervisje zien als dat mogelijk is.
Een mooi boek over dit onderwerp is: Het kleine kikkervisje van Sheridan Cain en Jack Tickle.
Kringactiviteit Dottie’s eieren
Lees het prentenboek “Dottie’s eieren” voor. Praat tijdens het voorlezen met de kinderen over wat er gebeurt. Langs welke dieren gaat Dottie? Kan dit dier in haar ei zitten? Hoe heten deze jonge dieren en welk geluid maken ze?
Zoek speelgoeddieren en laat de kinderen de dieren die in het boek voorkomen in de kring zetten. Zo kan het verhaal nog eens naverteld of nagespeeld worden.
Je kunt eventueel zelf een handpop (kip) meenemen die Dottie voostelt, met een aantal eieren die ze uit moet broeden. Als je dit later, samen met de speelgoeddieren, in een hoek legt, kunnen de kinderen het verhaal naspelen.
Enkele leuke taalactiviteiten rondom de lente
– maak met de kinderen een woordweb over de lente. Als je werkt met een lettermuur of letter van de week, kun je de letter laten omcirkelen op het woordveld. Ook is het leuk om een paar kinderen tijdens de werkles tekeningen bij de woorden te laten maken.
– Alle vogels vliegen: jij vertelt iets over de lente, bijv. in de lente zie je bloesem aan de bomen. Als dit waar is, mogen de kinderen even vliegen. Vertel jij iets wat helemaal niet klopt, bijv. in de lente vallen de blaadjes van de bomen, dan blijven de kinderen zitten.
– De lentefee: houd een plaatje of iets tastbaars van de lente boven het hoofd van één kind. De andere kinderen gaan dit omschrijven. Kan de fee raden wat er boven haar hoofd hangt?
– De detective: Jij hebt een lentewoordje in je hoofd. De klas mag 10 vragen stellen die jij met ja of nee beantwoordt. Kunnen de kinderen erachter komen welk woord jij in gedachten hebt?
Rekenactiviteit met kuikentjes
Neem een eierdoos, voor 10 eieren, en vul deze met kleine kuikentjes. Eén in elk vakje. Laat de dichte doos aan de kinderen zien en laat de kinderen raden hoeveel kuikentjes erin zitten. Sommige kinderen zullen weten dat er 10 eieren in een doosje zitten of lezen dat op het etiket.
Maak vervolgens allerlei rekensommetjes met de kuikentjes. Hoeveel zijn er nog als er één weg gaat? En als er 2 weg gaan? Haal de kuikentjes nog niet uit de doos, maar laat de kinderen eerst nadenken en antwoorden. Daarna worden de kuikentjes uit de doos gehaald en kunnen de kinderen zien of het antwoord klopt.
Als er verschillende kleuren kuikentjes in de doos zitten, kun je vragen hoeveel rode kuikentjes er zijn, hoeveel gele, hoeveel blauwe? etc.
Vraag de kinderen wat de helft is. Je kunt dat makkelijk zien omdat er aan allebei de kanten 5 kuikentjes zitten. 5 erbij 5 is 10. Laat de kinderen dat maar eens zien met de handen. 5 Vingers en 5 vingers is samen 10. Kunnen de kinderen ook 6 vingers laten zien? En 3, en 2?
Vervolgens haal je een kuikentje weg uit één rij van 5 kuikens. In die rij zitten nu 4 kuikens, in de andere rij 5. Waar zijn er meer? Waar zijn er minder? Nu haal je in 1 rij 3 kuikens weg. Waar zijn er meer? Waar minder? De kinderen oefenen zo de begrippen meer en minder.
Sluit af met het volgende spelletje: alle kinderen hebben de ogen dicht. Er zitten 10 kuikens in het doosje. Eén kind mag er wat kuikentjes uithalen en achter zich leggen. De kinderen doen de ogen open. De doos gaat rond in de kring. Hoeveel kuikentjes zijn er weg? Sommige kinderen zullen gaan tellen, anderen zien dit in één oogopslag.